‘Nadja leeft van maaltijd naar maaltijd,’ zegt haar broer Jay altijd. Daar heeft hij wel een beetje gelijk in. Van eten wordt ze altijd erg blij. Ze is dan ook een dankbare eter. Ze wordt bijna net zo blij van appeltaart als van een goed bord macaroni met pesto. Ja, bijna dan, hè.
Omdat een tweede lockdown eraan leek te komen, ging ik dan ook gemakkelijk overstag toen ze dinsdag tijdens het boodschappen doen vroeg:
‘Mam, gaan we nog even wat drinken in een restaurant? Daar heb ik zo’n zin in.’
Ik rolde haar aan een tafeltje en we wachtten geduldig op onze beurt. Toen de serveerster kwam vroeg ik om ‘iets kleins’ erbij, want we moeten wel een beetje opletten met ons lekkerbekje.
‘Ik heb wel wat,’ knipoogde de serveerster ‘en dat krijgen jullie van mij.’
We kregen een mini appelbeignet in bladerdeeg. Zo’n lief gebaar is extra ontroerend in deze rare tijd.
Thuis liep Nadja twee rondjes met de Racerunner. ‘Dat moet altijd,’ zei ze, ‘want dat is goed voor mijn benen en voor mijn buik.’ Poes Doortje liep het hele stuk mee. Nadja moest er hard om lachen.
Op woensdag is er altijd een speciale lunch, net even lekkerder dan op andere dagen. Deze woensdag koos ze voor geklutst ei met melk en kaneel en daar dan lekker je brood in soppen.
Die lunch was later dan normaal, want de taxichauffeur belde dat de lift van de taxi niet meer uitklapte en hij de rolstoelkinderen dus niet meer uit kon laden. De reparatiedienst moest uit Hillegom komen. Dat was me iets te gortig, dat zou wel erg lang wachten worden. Ik sprong in de auto, haalde Nadja zonder rolstoel uit de taxi en zette haar voorin op de passagiersstoel.
‘Wat heb je nou in je hand?’ vroeg ik.
Nadja toonde een stompje courgette uit de schooltuin. ‘Ik had honger!’ riep ze vrolijk.
Troosteten helpt altijd.