In de schoolvakantie voelde ik meer dan anders: ik heb een puber in huis.
Een meervoudig beperkte puber, die evengoed nog van Dirk Scheele en K3 houdt, maar toch, een puber.
Ik merk dat in de vakanties extra, omdat bezoekjes aan speeltuinen of dierentuinen en opblaasbadjes in de tuin niet meer aan Nadja besteed zijn. Zelfs in de vreselijk warme zomervakantie, bliefte mevrouw niet meer in het – ruime – opblaasbad.
‘Ik ben nu groot, mama, dat is voor kleine meisjes.’
De fase van urenlang zichzelf vanuit zit op haar rug in het water laten vallen en maar spetteren met die benen, is duidelijk voorbij. Zwemmen betekent nu letterlijk zwemmen. Zoals ze dat iedere week op het revalidatiecentrum doet, met zwemvest aan en een fysiotherapeute erbij.
Voor mij is dit stiekem een fijne fase, want met wat Nadja nu leuk vindt, maak je mij ook blij:
op de fiets naar de markt, lekker struinen, koffietje op een terras, winkelen, tuttebellen.
Met als Nadja’s persoonlijke interesse: alles met paarden en muziek.
Afgelopen weekend hadden we een meidenweekend: Nadja, mijn zus Elke en ik logeerden in een huisje op de Veluwe. We regelden een rolstoelfiets op De Hoge Veluwe, gingen naar een spetterende paardenshow en een uniek straattheater. Nadja genoot, wij genoten. Maar, hoe leuk het ook was, Nadja was dat weekend ook bezig met haar normale routines, dingen die iedere dag voor haar spelen en voor mij voelen als dagelijkse beslommeringen:
‘Hebben we de discobal bij ons?’
‘Mag ik maandag een blazer aan naar school?’
‘Jammer dat ik maandag geen sieraden om mag, maar ja…’ (vanwege gymles)
‘Mag ik als we thuis zijn heel lang in bad?’ (in het huisje hadden we ook een bad)
‘Als we zondag weer thuis zijn ga ik meester Diderik mailen.’
Even schoot door mijn hoofd: hee hallo, ondankbare prinses. Geniet eens van wat we allemaal doen en meemaken op ons vakantieadres. Maar toen bedacht ik dat Nadja’s dagelijkse routines haar houvast zijn en vallen onder ‘klein geluk’.
En klein geluk heeft iets moois, iets van tevredenheid. Zoals het spreekwoord zegt: ‘Wie het kleine niet eert…’