Het was een perfecte zaterdagmorgen. Nog loom van de slaap zonder wekker wakker worden, je nog eens uitrekken met de gedachte dat het zo’n heerlijk lang weekend is zonder al te veel plannen.
Zo werd ik wakker, nou ja bijna en voor heel eventjes, want Nadja zet altijd een wekker, dat is ze nou eenmaal gewend, dus om half negen hoorde ik haar door de babyphone roepen: ‘Mama, wil je alsjeblieft komen, ik heb poep.’
Het ‘alsjeblieft’ klonk heel zoet. Ik was wakker.
Nadja kleedde zichzelf aan terwijl ik haar ontbijt klaarmaakte.
‘Appeltaartpap?’ vroeg ik.
‘Nee, met banaan. Er is nog één banaan.’
Geloof me, als Nadja zegt dat er nog één banaan is, dan is het ook zo. Je hoeft haar niets wijs te maken.
Relaxt en goedgemutst ging ik aan de slag. Ik ging de perfecte pap voor mijn lieve schat maken met Brinta, rozijntjes, banaan, honing en kaneel. Bananentaartpap.
En wat gebeurt er als je te veel je best doet? Dan gaat het juist mis. De Brinta werd zo dik dat je niet eens meer kon roeren, de banaan was beurs en het lipje onder het dekseltje van het nieuwe potje kaneel kwam maar niet los.
Maar mij kregen ze niet gek vanmorgen, echt niet. Rustig blijven, om de beurse plekjes heen snijden en een beetje extra warme melk erbij, probleem opgelost, toch?
Dan had ik niet aan mijn vaste-gewoonte-dochter gedacht. Nadja was inmiddels aangekleed en rolde de keuken in.
‘Nee mama, nee,’ riep ze toen ze mij in de weer zag met extra melk (die ik tot drie keer toe opwarmde in de magnetron voor de perfecte temperatuur). Melk erbij, dat hoort niet, dat doen we nooit.
‘Weggooien, mama!’
Mijn humeur sloeg om. Ondankbaar stuk vreten, ik deed het voor haar, ik wilde de lekkerste pap voor haar maken. Mijn gezicht op onweer, Nadja boos. Driftig roerde ik door de pap, schold op de banaan, snauwde tegen Nadja en ineens zag ik wat ik aan het doen was.
‘Sorry Nadja,’ zei ik.
‘Oooow,’ zei Nadja toen ik rustig uitlegde waarom het een beetje anders ging.
Met mijn kop thee en een krantje waardeerde ik nadien deze zaterdagochtend des te meer.